Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En het geschiedde, toen [dit] hoorden al de koningen, [1]die aan deze zijde van de Jordaan waren, op het gebergte, en in de laagte, en aan alle [2]havens der [3]grote zee, tegenover den Libanon: de Hethieten, en de Amorieten, de Kanaanieten, de Ferezieten, de Hevieten, en de Jebusieten; 1. Te weten, in het land Kanaan, waar toen ter tijd de Israelieten in waren gekomen, alsook de schrijver van dit boek. 2. Anders, oevers, of, reden. 3. Dat is, der Middellandse zee. 4. De Girgasieten zijn hier niet bijgevoegd, wellicht omdat zij gering waren.